Woordenlijst H10:
Psychologie: innerlijke toestand gekoppeld aan spiercombinaties zichtbaar voor de buitenwereld.
Proust: filosoof: Uiterlijk is niet alleen het gevolg van innerlijk maar innerlijk is ook het gevolg van uiterlijk.
Persoonlijkheid: Intelligentie is onderdeel van de persoonlijkheid.
Karakter: is in tegenstelling tot de persoonlijkheid wel beïnvloedbaar.
Moral sence: moreel besef: een zintuig dat tussen goed en kwaad kan onderscheiden.
Confabulaties: een fantasie die onbewust als een feitelijk verslag naar boven komt in het geheugen.
Attributiefout: gedrag toeschrijven aan karakters.
Klokkenluiders: signaleren misbruik wat door bedrijven en samenleving niet altijd gewaardeerd wordt.
Woordenlijst H11:
Publieke rechten: door iedereen te zien: geopenbaard.
Private rechten: privésfeer: gezin, familie, vrienden.
Persoonlijke rechten: handelen t.o.v. jezelf
Algemene rechten: volgens de algemeen geldende gewoonten [deugden]
Specifieke rechten: situatie in het hier en nu, zoals recht- en onrechtvaardige zaken.
Distributieve rechten: eerlijk alle rechten en plichten over iedereen verdelen.
Utilisme: wat nuttig en meetbaar is.
Consequentialisme: de juiste handeling waardoor je tot het beste resultaat komt.
Vacuüm: leegte
Woordenlijst H12:
Goed leven: een leven waarin ingewikkelde activiteiten een plaats hebben binnen een doel of een betekenis.
Substantie dualisme: ik kom mijzelf tegen in mij denken.
Neurofilosofie: lichaam en geest horen bij elkaar.
Uniciteit: uniek/enig zijn.
Rationele ethiek: niet bij voorbaat gericht zijn op gewenst gedrag dat de samenleving vraagt.
Pragmatisme: gaat uit van de zichtbare en beleefde werkelijkheid om zo te komen tot praktisch handelen.
Synthese: samenvatten, samenbrengen
Moraalsysteem: wat volgens landen c.q. groepen normaal gevonden wordt.