Opdracht 4: je
ontwikkeling |
|
Niemand wordt geboren en blijft de
rest van zijn leven precies hetzelfde. We groeien in de lengte en breedte, we groeien ook op
andere vlakken. Zo heb je allerlei dingen geleerd die je eerst nog niet kon.
Dat zijn fysieke ontwikkelingen zoals leren lopen en rennen en tekenen, ook
mentale ontwikkelingen. Door wat je hebt meegemaakt in je leven ben je ook
veranderd. Je bent nog niet af bij geboorte, je blijft je ontwikkelen. Voor deze opdracht ga je kijken naar jouw persoonlijke eigenschappen.
Wat zijn jouw sterke kanten? Waar ben jij goed in? En wat vind je soms heel
vervelend aan jezelf of van welke eigenschap heb je iets te veel? Is dat
altijd al zo geweest? Misschien heb je wel iets meegemaakt of geleerd wat je
veranderd heeft? In deze opdracht verwerk je onderstaande punten: □ Schrijf minimaal 3 sterke kanten van
je zelf op. □ Hoe merkt iemand deze kwaliteiten van
jou? Wat doe je er mee? □ Zijn deze door de jaren heen
veranderd? Hoe komt dit denk je? □ 3 eigenschappen van jezelf op die je
liever zou veranderen. □ Hoe merkt iemand deze valkuilen van
jou? Wat doe je waar uit ze blijken? |
|
Deel B –
Wie ben ik nu? |
|
Zelfbeeld
en imago bepalen samen jouw identiteit. Identiteit heeft dus altijd te
maken met het gevoel en het beeld dat jij zelf hebt over wie je bent en het
beeld dat anderen van jou hebben. Vrienden (en familie) kunnen je helpen om jezelf beter te
leren kennen. Zonder vrienden en familie, zonder reacties van anderen op je
gedrag, je uiterlijk. |
|
Identiteit |
|
Als jongere leer je steeds
meer over wie je bent, wat je wil en wat je wil uitstralen naar anderen. Deze
ideeën over wie jij denkt dat je bent, noemen we je zelfbeeld. Anderen
- zoals je vrienden of familie - ontwikkelen ook een beeld van jou. Dit is je
imago. |