§1 Inleiding
|
|||
We hebben het nu niet over een religie, maar over
een levensbeschouwing, een manier
om naar het leven te kijken. Niet een god of goden staan centraal in deze
levensbeschouwing, maar de mens zelf. De naam humanisme heeft niet voor niets
het Engelse woord ‘human’, dat mens betekent, in zich. Het is een
levensbeschouwing die uitgaat van de kracht en onafhankelijkheid van de mens.
De mens staat centraal. De mens is de ‘maat
der dingen’. De mens bepaalt dus wat belangrijk is en wat niet, wat goed
is en wat slecht. Daar is geen heilig boek, godheid of leider voor nodig, de
mens oordeelt zelf. De mens heeft de hoogste waarde op de
wereld volgens humanisten. |
|||
Opdrachten |
|||
1 |
|
In welke woorden kom je human/humaan
nog meer tegen in het Nederlands? Zoek de betekenis ervan op. |
|
2 |
a |
“De mens is
wat de hoogste waarde heeft op de wereld volgens humanisten” heb je hierboven
kunnen lezen. Heeft de
mens de hoogste waarde in het voorbeeld hieronder? “Een Indiase textielfabriek besluit zijn arbeiders meer overuren te
laten werken zodat er meer en goedkopere kleding verkocht kan worden. “ |
|
|
b |
Bedenk zelf een voorbeeld waarin niet
de mens de meeste waarde heeft. Benoem ook wat dan wel de hoogste waarde
heeft. |
|
3 |
|
Hoe humanistisch ben jij? Achterin dit
boekje zit een test. Doe die test en ontdek hoe humanistisch jij bent. |
|
|
|
Noteer de |
|
4 |
|
dikgedrukte woorden uit de tekst van §1 in je schrift en noteer
daarachter de betekenis van deze woorden. |