RELATIES

1.       Welke relaties heb jij?

2.       Definitie ‘relatie’ : Een relatie is de betrekking of verhouding waarin mensen tot elkaar staan.

[gelijkwaardig bij voorbeeld vriendschap, en ongelijkwaardig bij voorbeeld je baas.]

3.       Waarom gaat de mens relaties aan?

Omdat de mens een sociaal wezen is, hij is aangewezen op soortgenoten om mens te worden en te zijn[en dat te leren].

4.       Familie heb je in verschillende vormen: bloedband> adoptie> na echtscheiding  [blz. 55 tm. 58 boek: Perspectief].

5.       Bloedband> anders dan alle andere relaties> kun je niet verbreken> ook niet zelf gekozen> draagt familie altijd bij je: genetisch materiaal/in je ervaringen en herinneringen.

6.       Het belang van familie is drieledig:

-          Sociaal Economisch: wederzijds afhankelijk

-          Opvoedkundig: voorbeeldfunctie/ waarden en normen overdragen

-          Spiritueel: de wortels en oorsprong van familie; respect voor ouderen.

7.       Kenmerken levensvragen:

-          Levensvragen zijn vragen naar de diepere betekenis, zin of bedoeling van iets.

-          Geen vaste antwoorden [verschillende visies]

-          Antwoorden vaak voorlopig: in de loop van je leven kunnen de antwoorden veranderen.

-          Het is persoonlijk, het zijn ook meningen.

VRIENDSCHAP

1.       OPDRACHT : Vriendschap

-          Vergelijk elkaars invulling van vriendschap

-          Zorg dat je het samen eens bent of geef eventueel verschillen aan.

-          Maak samen een definitie van vriendschap

-          Inleveren einde les voor so punt.

2.       Kenmerken vriendschap

-          Wel zelf gekozen [familie: bloedband]

-          Te “breken” [familie: niet te breken!]

-          Wederkerig [wederzijds]- [familie: niet zelf gekozen]]

-          Welwillendheid [familie: eerste sociale verband]

-          Transparantie [weten van elkaar dat we vrienden zijn]- [familie: genetisch/eigen ervaringen]

3.       Definitie van vrienschap door Aristoteles: Vrienschap is wederzijds elkaar het goede toewensen en dat van elkaar weten.

4.       Soorten vriendschap volgens Aristoteles:

-          Nuttige vrienschap [levert iets op]

-          Aangename vriendschap [samen plezier hebben]

-          Goede vrienschap [om wie je bent]

5.       Hoogste vorm van vriendschap volgens Aristoteles: omwille van het goede. Welwillend en duurzaam!

6.       Strategische vriendschappen volgens Aristoteles:

-          Omwille het aangename en nuttige

-          Doel weg/vrienschap ook weg.

Groepsopdracht: Vriendschap

a.       Vijf kenmerken vrienschap?

b.      Overeenkomst aangenaam en nuttig volgens Aristoteles?

c.       Geef de definitie van vrienschap volgens Aristoteles?

d.      Zelftest ontwerpen [werkboekje]

e.      Drieslag:

f.        –  Wat is de overeenkomst tussen een vriendschap om het aangename en een nuttige vrienschap?

-          Waarom is een vrienschap om het goede duurzamer dan een vrienschap om het aangename?

-          Waarom is je relatie met een familielid niet altijd een vriendschap?

Einde les inleveren voor so punt

IDENTITEIT

7.       Ik en mijzelf  en mijn relaties

In een relatie die je hebt, sta jij in betrekking of verhouding tot een ander.

Iedereen heeft vele relaties dus je staat in betrekking of verhouding tot vele anderen.

Wie staat er in het midden van alle relaties?

WIE BEN IK?

Met andere woorden: wat is mijn identiteit?

-          Noem 10 tot 20 zaken/dingen die er volgens jou bij horen?

8.       Identiteit, zelfbeeld en imago

-          Identiteit is dat wat eigen is aan een persoon, de samenhang van uiterlijk, innerlijk en gedrag. [voorbeeld: Lady Gaga: pop cultuur als kern identiteit]

-          Identiteit bestaat uit zelfbeeld [beeld van jezelf] en imago [beeld dat anderen van je hebben].

-          Identiteit heeft een vaste kern waarop je geen invloed hebt en aspecten die je zelf vorm kunt geven,

-          Identiteit betekent letterlijk ‘eenheid van wezen’

9.       Erik Erikson

-          Acht levensvaardigheden:  Vertrouwen [0-1,5] >Autonomie [1,5-3] > Initiatief [3-6]> Competentie [6-puberteit] > Identiteit [adolescentie] > Intimiteit [jongvolwassenheid] > Productiviteit  [middelbare leeftijd] > Tevredenheid [ouderdom]

-          Tot 12e levensjaar: ontwikkeling

-          Tussen 12 en 19 jaar: eigen identiteit ontwikkelen

-          Na 19e levensjaar: relaties verder ontwikkelen, zowel persoonlijk als maatschappelijk.

10.   Zelfkennis

a.       Zonder kennis over jezelf

-          Weet je niet wie je bent/ geen zelfbeeld

-          Gemis van wezenlijk onderdeel zelfbeeld

-          Dan lastig om mens te zijn

b.      Hoe krijg je kennis over jezelf? Bronnen van zelfkennis:

-          Door jezelf waar te nemen en daarop te reflecteren

-          Nog meer door mensen in je omgeving

11.   Collage Identiteit

-          Zelfbeeld en imago

-          Waarin lijkt je op je vader, moeder of ander familielid?

-          Welke goede en minder goede eigenschappen hebben je vader of moeder meegegeven?

-          Wat zou je beste vriend[in] op bovenstaande vragen als antwoord geven, over jou?

-          Groepsopdracht: lees blz. 34

-          Alle onderdelen in je antwoord betrekken [zie hierboven pt. 8]

-          Collage identiteit : zelfbeeld/imago [ouders;mentor;beste vriend[in]

-          Gebruik hierbij symbolen

12.   – aangename>ware vriendschap : hoe komt dit? Individueel>groep.

Maken opdracht 41 tm. 45

Lezen en samenvatten blz. 43 tm. 47

13.   Vaste relaties

Zie blz. 65 tm. 69

14.   Verschillende vormen van vaste relaties

-          Samenwonen

-          Geregistreerd partnerschap

-          Huwelijk [verstandshuwelijk/gearrangeerd huwelijk/burgerlijk huwelijk/christelijk huwelijk/islamitisch huwelijk]

-          Vroeger: in principe: huwelijk was levenslang

-          Nu: allerlei relaties/vaker echtscheidingen

15.   Kenmerken vaste relatie

-          Je kiest bewust voor elkaar

-          Verliefdheid wordt houden van

-          Duurzaam: elkaar accepteren/geven en nemen/niet zomaar opgeven/elkaar vertrouwen/monogaam [in de regel]

16.   Monogamie versus polygamie

-          Monogamie is het hebben van een vaste liefdesrelatie met slechts één andere persoon

-          Polygamie is het hebben van een vaste liefdesrelatie met meerdere andere personen tegelijkertijd.

Waarden en Normen/SEKSUALITEIT [blz. 60 tm. 64]

17.   Waarden en normen

-          Een waarde is een principe of ideaal dat je wilt bereiken of vasthouden. Een waarde streef je na.

-          Een norm is een regel voor ons gedrag [gedragsregel] om een waarde te bereiken of vast te houden.

18.   Dubbele seksuele moraal

Begrippen: seksualiteit/waarden en normen/moraal/seksuele moraal/dubbele seksuele moraal.

-          Moraal is het geheel van waarden en normen van een persoon of groep.

-          Seksuele moraal zijn alle principes en idealen die mensen hebben over seksualiteit, inclusief hun ideeën die mensen hebben over seksualiteit, wat kan en mag.

-          Dubbele moraal: is voor hetzelfde gedrag voor de ene groep andere waarden en normen hanteren dan voor de andere groep [super versierder tegenover ‘sletgedrag’]

19.   Samenleving en relaties

Blz. 75 tm. 77

-          Superdiversiteit: de groeiende diversiteit binnen bestaande verschillen door afkomst en cultuur. In de Helmondse vinexwijk Rijpelberg wonen meer dan 50 nationaliteiten  met elkaar samen en beïnvloeden elkaar maar zorgen ook voor spanningen.

20. Zie RELATIES II