1.       Plichtsethiek

Centraal staat dat mensen een innerlijke plicht ervaren.

Gaat niet om een plicht waar anderen jou toe verplichten maar om wat jij – autonoom/zelfstandig – vindt dat gedaan of nagelaten moet worden.

Hoe kom je erachter wat voor jou allemaal innerlijke plicht is.

Door je af te vragen of je kunt willen dat jouw voorgenomen manier van handelen een algemene wet wordt.

En test dat door die algemene wet dan ook op jezelf toe te passen. Voelt het dan nog steeds goed?

2.       Oefenen met uitspraak “dat jouw genomen manier van handelen een algemene wet wordt”:

Ø  Weglopen bij pesten

Ø  Helpen bij pesten

Ø  Dat de organen van een overleden persoon getransplanteerd worden

Ø  Feesten met meer dan 4 personen zonder 1,5 meter afstand

Ø  Altijd 1,5 meter afstand houden om anderen (ouderen) te beschermen

3.       Tot welke van de drie ethische visies behoren de volgende stellingen en waarom?

a.       Het is goed menselijk handelen dat we kinderen tot hun 21e verplicht naar school sturen tot ze een diploma hebben gehaald. Ze hebben dan een grotere kans op een baan die ze leuk vinden om te doen.

  1. Het is goed menselijk handelen dat we kinderen tot hun 21e verplicht naar school sturen tot ze een diploma hebben gehaald. Ieder mens heeft recht op onderwijs en dat behoren wij te organiseren.
  2. Het is goed menselijk handelen om menselijk organen te kweken in dieren. Daar kunnen we heel veel levens mee redden.
  3. We moeten nooit menselijke organen in dieren gaan kweken. Dieren zijn net als mensen levende wezens. Dit doe je elkaar niet aan.
  4. Het is goed menselijk handelen om een moordenaar van kinderen te redden van de verdrinkingsdood. Dat hij later mogelijk weer een kind zal vermoorden doet er niet toe.

4.       Tot welke ethische theorien theorieen behoren de volgende stellingen en waarom?

a.       Het is goed menselijk handelen dat we kinderen tot hun 21e verplicht naar school sturen tot ze een diploma hebben gehaald. Ze hebben dan een grotere kans op een baan die ze leuk vinden om te doen.

  1. Het is goed menselijk handelen dat we kinderen tot hun 21e verplicht naar school sturen tot ze een diploma hebben gehaald. Ieder mens heeft recht op onderwijs en dat behoren wij te organiseren.
  2. Het is goed menselijk handelen om menselijk organen te kweken in dieren. Daar kunnen we heel veel levens mee redden.
  3. We moeten nooit menselijke organen in dieren gaan kweken. Dieren zijn net als mensen levende wezens. Dit doe je elkaar niet aan.
  4. Het is goed menselijk handelen een moordenaar van kinderen te redden van de verdrinkingsdood. Dat hij later mogelijk weer een kind zal vermoorden doet er niet toe.

De gemaakte keuze en in het zwart : het argument voor de keuze en deze komt voort uit een ethische theorie.

5.       Tot welke ethische visies behoren de volgende stellingen en waarom?

a.       Het is goed menswaardig handelen om 112 te bellen als je iemand in nood ziet. Dat zouden we toch allemaal voor elkaar doen. - plichtsethiek

  1. Het is goed menswaardig handelen om abortus te plegen als je een kind echt niet wil. Zo’n kind zou alleen maar ongelukkig zijn bij een moeder die een kind echt niet wil. - utilisme
  2. Het is goed menswaardig handelen om een baby te houden en dus geen abortus te plegen als je een kind echt niet wil. Geen enkele mens mag een ander mens doden. - plichtsethiek
  3. Als je een mens bent die zich doorzettingsvermogen eigen heeft gemaakt dan is het goed menswaardig handelen om altijd vol te houden en door te zetten als je een doel wil bereiken. - deugdenethiek

6.       Plichtsethiek houdt te weinig rekening met de omstandigheden waarbinnen gehandeld wordt.

a.       Bijvoorbeeld geldt de plicht om niet te stelen ook in de omstandigheid dat je kinderen echt honger leiden?                                                                                                                                                                                                                   

b.      Plichtsethiek houdt te weinig rekening met het karakter van mensen, hoe iemand is.

7.       Moreel Dilemma

a.       Er moet een keuze gemaakt worden hoe te handelen om het menselijk goede en rechtvaardige te bereiken, en bij deze keuze zijn twee of meer waarden die tot de moraal van de betrokkenen behoren met elkaar in conflict.

b.      Er is een geen andere uitweg, er is geen andere acceptabele derde mogelijkheid.

c.       Kiezen voor de ene waarde, betekent onvermijdelijk niet kunnen kiezen voor de andere waarde;

d.      Door te kiezen voor wat jij goed en rechtvaardig vindt, doe je tegelijkertijd ook iets wat je niet goed en rechtvaardig vindt.