Inleiding Maatschappijleer 2
Hoofdstuk 1, Paragraaf 2: De Kernbegrippen
- Botsende meningen roepen spanningen op maar open discussie moet je niet uit de weg gaan: de Koningin
- Waarde: een belangrijk principe dat we nastreven: b.v. eerlijkheid, gelijkwaardigheid, rechtvaardigheid.
- Norm: concrete gedragsregels.
- Ideaal: een waarde die op een concreet niveau ligt: bijvoorbeeld: een eigen paard bezitten.
- Verband waarde norm: van abstracte waarden worden concrete normen afgeleid. Voorbeeld: trouw zijn? geen overspel plegen.
- Belang: het voordeel (baat) dat iemand bij iets heeft. Voorbeeld. Leerlingen hebben belang bij goede leraren.
- Macht: het vermogen om het gedrag van anderen te bepalen.
- Gezag: machtsuitoefening die door anderen geaccepteerd wordt.
- Invloed: druk die op machthebbers wordt uitgeoefend.
- Waarden en normen kunnen variëren per tijd plaats en per groep.
- Door je bewust te zijn van deze verschillen kun je beter een open gesprek aangaan met mensen die anders denken dan jij.
- Polarisatie: proces waarbij (groepen) mensen steeds verder van elkaar komen te staan. Het tegenovergestelde van sociale cohesie.
- Doel van maatschappijleer: leren een maatschappelijk vraagstuk van verschillende kanten te bekijken om te komen tot een beargumenteerde mening/oplossing.
- Analyse schema.
Maken & Leren: Opdracht :1, 4, 7, 8, 11, 12, 13